Oil Blowout!

Koen BenderEconomie

Op maandag 20 april handelde de WTI future voor het eerst in de geschiedenis negatief. Een Oil blowout op de financiële markten. Opslag tanks zitten vol en handelaren waren bereid om geld bij te betalen om van hun olie af te komen. Een eenmalige gebeurtenis in de geschiedenis? Of moeten we rekening gaan houden met meer negatieve prijzen en voor een langere periode?

Veel marktvorsers waren er als de kippen bij om te verklaren dat het hier om een eenmalig evenement ging. We betwijfelen dat en houden rekening met de mogelijkheid dat de olieprijs gedurende een langere periode vaker een negatieve prijs zal hebben. Zeker zolang Opec+ de productiebeperking op een symbolische 10 miljoen vaten per dag houdt. Veel te weinig om het overschot van productie uit de markt te halen. We schreven daar al eerder over in ons artikel over Shell. Hoewel nu nog ondenkbaar voor velen is zelfs een negatieve prijs aan de pomp niet uit te sluiten.

Van opbrengst naar verplichting

Negatieve prijzen zijn geen nieuws en komen langer en vaker voor dan we denken. Vaak gaat het om het afkopen van een verplichting. Een bruidsschat bij het begin van een huwelijk of alimentatie bij het einde daarvan is een veel voorkomend voorbeeld. Zo betaalde Amazon oprichter Jeff Bezos $38 miljard om van zijn vrouw te scheiden. Ook in het bedrijfsleven zijn er voorbeelden te over. De erven van Jaap Blokker gaven Michiel Witteveen een flinke zak met geld mee om de verlieslatende keten over te nemen, inclusief de verplichtingen. Spaarders in Japan, Zwitserland en Europa ontvangen een negatieve rente en betalen voor het aanhouden van liquiditeiten. De tijd van rentenieren is daarmee voorbij.

Oil blowout niet uniek

Juist in de energiemarkt komen negatieve prijzen al langer voor. De meeste energiecentrales zijn permanente generatoren van energie, ongeacht of het nu kolen-, kern-, wind- of biomassa- centrales zijn. Je kan ze niet zomaar even uitzetten. En elektriciteit is niet eenvoudig in grote hoeveelheden op te slaan en dus worden afnemers betaald om energie af te nemen en bestaat er een piek en dal tarief. Het is dan ook vaak de energie-distributeur die wel geld verdiend. En zo is er dus een casus te maken dat er gedurende een korte periode ook de afnemers van olieproducten geld toe krijgen. Zelfs aan de pomp.

De marktreactie op 20 april had vooral te maken met de Amerikaanse WTI olie. De oliemarkt in de VS is niet heel efficiënt. De ruwe olie wordt getransporteerd naar Cushing in Oklahoma. Handelaren krijgen daar het zwarte goud ook fysiek geleverd en hebben dus opslag of transportcapaciteit nodig om de olie op te bergen of te transporteren. Door de sterk verminderde wereldwijde vraag naar olieproducten, draaien veel raffinaderijen op halve kracht (er wordt massaal onderhoud gepleegd). De beschikbare opslagcapaciteit is peperduur en dus betalen handelaren om van hun opslagverplichting af te komen.

Marktwerking

Het huidige prijspeil ligt ver onder het breakeven-niveau van veel Amerikaanse olieproducenten. Waarom stoppen zij dan niet met produceren? We zien meerdere redenen:
– het opstarten of sluiten van een oliebron kan kostbaar zijn en dan is een korte periode verlieslatend, produceren is vaak minder kostbaar
– de schalie-industrie in de VS heeft Amerika onafhankelijk gemaakt van buitenlandse olie. Daarmee heeft de VS een heel ander politiek beleid kunnen voeren ten aanzien van onder meer het Midden Oosten. Er zijn daarom argumenten waarom de overheid de olieproducenten overeind zou moeten houden
– de mogelijkheid van een bailout zou de ‘oil blowout’ van kortere duur maken. President Trump heeft al geopperd om importheffingen op buitenlandse olie te leggen en de strategische oliereserves verder te vullen om zo het overschot op te vangen.

Trump’s dilemma

Donald Trump zit door de malaise in de oliemarkt in een lastig parket. De olieproducerende staten in de VS zijn overwegend republikeins. De olie-industrie had door de lage prijzen al geen vet meer op de botten. Met een dagelijkse productie van 13 miljoen vaten per dag in de VS alleen (eind 2019) is het land een grotere producent dan Saudi Arabië. De productiebeperking van Opec+ lijkt alleen voor de vorm en de huidige overproductie is een geschatte 20 miljoen vaten per dag wereldwijd. In de VS werken er 220.000 mensen in de olieindustrie en hun activiteiten zijn goed voor 10% van het BNP. Sluiting van deze industrie heeft verregaande economische en politieke gevolgen voor de president. Toch lijkt een bailout onwaarschijnlijk. De kans dat het democratische congres instemt met een redding van de olie-industrie lijkt klein.

Stoppen met pompen of verzuipen!

Opec+ stoort zich al jaren aan de Amerikaanse productie en zal de kans niet onbenut laten om de sector voor langere tijd stil te leggen. De enige manier waarop de olieprijs in de toekomst weer rond de $ 80,- per vat kan noteren die de Saudi’s nodig hebben om fiscaal dekkend te produceren is een faillissement van de Amerikaanse producenten. Dit kan nu aan twee kanten snijden; er gaat een groot deel van de productie van de markt af en het wordt moeilijker voor Trump om herkozen te worden. Als Joe Biden de volgende president wordt, dan is dat gunstiger voor Opec. Biden zal minder vriendelijk zijn voor vervuilende energiebronnen en de milieuregelgeving voor schalie-producenten uitbreiden. Dit werkt kostprijs verhogend voor de Amerikaanse producenten. Door nu pijnlijk verlieslatend te produceren snijdt het mes dus aan twee kanten op lange termijn. Nu Amerikaanse productie van de markt concurreren en daarna (vanaf Q4) langer hogere prijzen voor Opec. We denken dus dat de lage olieprijs de komende maanden nog wel even kan aanhouden en dat de Saudi’s en Russen tot na de zomer hun productie hoog houden. Hiermee dwingen ze de VS productie op hun knieën. Stoppen met pompen of verzuipen!

Voorlopig nog wel ruimte

Cruciaal is dus de opslagcapaciteit in de VS. En vanuit de ruimte zien we dat er nog wel ruimte is. Satellieten fotograferen wekelijke de opslagtanks in de VS en zien aan de hoogte van het dak hoe vol de tanks zitten. Er is nog ruimte maar die loopt snel terug en wordt fors duurder. Dit verklaart dat er voorlopig nog kan worden door geproduceerd tegen de lage prijzen, maar de kans dat we in de nabije toekomst opnieuw negatieve prijzen gaan zien wordt daarmee ook waarschijnlijker.